Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE [8]gesproken heeft, zeggende: In degenen, [9]die tot Mij naderen, zal Ik [10]geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aaron [11]zweeg stil. 8. Vergelijk boven, hfdst.8 vs.35, waar gesproken wordt van de straf dergenen, die hun ambt in den tabernakel niet wel zouden bedienen. 9. Dat is, die Mij in den tabernakel dienen; te weten, de priesters. Zie Ex.19:22; onder, hfdst.21 vs.17; Ezech.42:13,14. 10. Dat is, heilig verklaard worden, doch te straffen degenen, die mijne wetten niet onderhouden. Alzo Ezech.28:22. Zie dergelijk gebruik van het woord rechtvaardigen Ps.41:6. God wordt ook geheiligd als Hij zijne weldaden bewijst en daarover mild en goeddadig verklaard wordt; Ezech.20:41. 11. NIet murmurerende door ongeduld tegen de oordelen Gods.